Phegea
08 nummer 1
(10 januari 1980)
Peeters T.: Kweek met Acherontia atropos (Linnaeus) (Lep., Sphingidae).
Phegea 08(1): 1–6.
In 1978 kweekte de auteur twee opeenvolgende generaties van Acherontia atropos (Linnaeus). Vanaf 24 eitjes uit Las Palmas (Tenerife) werden 10 mannetjes en 7 vrouwtjes gekweekt. Twee paartjes werden in een kweekkooi geplaatst en ze werden elke dag kunstmatig gevoerd door hun tong in een oplossing van water en honing te brengen. Enkele dagen later werden ca. 100 eitjes afgezet. De rupsen werden gevoed met Ligustrum ovalifolium en 79 van hen verpopten en de volwassen vlinders kwamen uit tussen 21.xii.1978 en 18.i.1979. De volledige levenscyclus werd voltooid in vier weken.
(Nederlands)
Henderickx H.: De verspreiding van de ondersoorten van Oreopsyche plumifera (Ochsenheimer) in Eurazië (Lep. Psychidae).
Phegea 08(1): 7–16.
De auteur geeft een overzicht van de verspreiding van de verschillende ondersoorten van Oreopsyche plumifera (Ochsenheimer): ssp. plumifera (Ochsenheimer) vliegt in een uitgestrekt gebied van West-Europa (behalve de Britse eilanden) tot het Altai gebergte in het oosten. Ssp. valesiella is de kleinste vorm en komt op grote hoogte voor in de Europese gebergten, terwijl ssp. mediterranea, de grootste vorm, in het mediterrane gebied voorkomt.
(Nederlands)
Martens K.: Libellen aan de Kleiputten te Hemiksem.
Phegea 08(1): 17–24.
Tijdens 4 excursies werd de libellenfauna van de Kleiputten te Hemiksem (ten zuiden van Antwerpen) bestudeerd. Hoewel deze excursies laat in het jaar (augustus) plaats vonden, werden toch nog 17 soorten vastgesteld. Enkele van de meer interessante soorten worden besproken: Lestes viridis, Ischnura pumilio (een beschrijving van een aberrant wijfje wordt gegeven), Ischnura pumilio aurantiaca, Cercion lindeni, Aeschna grandis, Orthetrum coerulescens en Sympetrum danae. Het hele gebied is voorbestemd om als dumping voor industrieel afval te dienen.
(Nederlands)
Phegea 08 nummer 2
(1
april 1980)
Janssens J.: De nachtvlinderfauna van Antwerpen-Linkeroever.
Phegea 08(2): 29–36.
Tijdens de jaren 1977, 1978 en 1979 noteerde de auteur nauwkeurig elke soort nachtvlinder die hij tegenkwam in de voetgangerstunnel onder de Schelde te Antwerpen. Een lijst van 207 soorten wordt gegeven. De gewoonste soort bleek Omphaloscelis lunosa Haworth te zijn.
(Nederlands)
Janssen A.: Entomologie en etymologie. De namen van de Belgische dagvlinders.
Phegea 08(2): 37–45.
(Nederlands.)
Phegea 08 nummer 3 (1
juli 1980)
Leestmans R.: Teneriffe, landshcappen, flora, vlinderfauna.
Phegea 08(3): 53–59.
(Nederlands)
De Prins W.: Phyllonorycter cerasinella Reutti nieuw voor de Belgische fauna (Lep., Gracillariidae).
Phegea 08(3): 60–61.
De auteur ving enkele exemplaren van Phyllonorycter cerasinella Reutti, een nieuwe soort voor de Belgische fauna, te Belvaux (Namur) op 20 mei 1977. De rups van deze minerende soort leeft in de stengels van Chamaespartium sagittale.
(Nederlands)
Phegea 08 nummer 4 (1 oktober 1980)
De Prins W.: Lapland 1980.
Phegea 08(4): 69–78.
Tijdens zijn tweede reis naar Lapland bezocht de auteur hoofdzakelijk dezelfde biotopen als in 1977 (zie Phegea 5: 1–14). In 1980 startte de Laplandzomer al in het midden van mei en daarom waren de meeste van de gevonden exemplaren al afgevlogen. De meest interessante plaatsen bleken het Pallastunturi-gebied in Finland te zijn, Gargia en omgeving en Alta in Noorwegen. Een systematische lijst van alle waargenomen dag- en nachtvlinders wordt gegeven.
(Nederlands)
De Prins W.: Probeer het ook eens: bladmineerders kweken.
Phegea 08(4): 79–85.
(Nederlands)
De Prins G.: Een trek van Cynthia cardui L.
Phegea 08(4): 85.
(Nederlands)
Myncke G. & Schuurmans J.: Bijdrage tot de kennis van de insektenfauna (Lepidoptera) van het landschapspark Krekengebied (Oost-Vlaanderen).
Phegea 08(4): 86–88.
(Nederlands)
De Boer A.: Een vierde generatie van Pieris rapae L.
Phegea 08(4): 89.
(Nederlands)
Couwels D.: Interessante vlinderwaarnemingen.
Phegea 08(4): 90.
(Nederlands)